Mendoza tot Santa Cruz
Door: riolob
Blijf op de hoogte en volg Ricardo en Lobke
28 Maart 2011 | Paraguay, Asunción
Na ons laatste verhaal vanuit Buenos Aires hebben we nog een weekje extra kunnen genieten van deze geweldige stad, omdat we op de pinpas van Lob moesten wachten. Toen we deze hadden opgehaald bij de Nederlandse ambassade zijn we dezelfde avond nog naar Mendoza gegaan. De entree in deze stad zou erg mooi moeten zijn, omdat je uren door de woestijn rijdt en dan de groene vallei inrijdt… helaas lagen we toen nog te slapen. Als echte wijnliefhebbers keken we erg uit naar een bezoek aan deze stad, om wat goede wijnen te proeven en onze wijnkennis uit te breiden. Zo hebben we 1 dag een fiets gehuurd en een bezoek gebracht aan vier verschillende bodega’s: La Rural (San Felippe), Trapiche, DiTomasso en Tempus Alba. Bij deze bodega’s kregen we eerst een rondleiding over de wijngaarden en door de fabrieken en daarna mochten we een paar glaasjes proeven, echt afzien! De volgende dag hadden we de bodega van Norton op het programma staan. Nederland is de grootste afnemer in Europa van deze wijn, dus we moesten deze wijn eens beter leren kennen. De rondleiding begon met een lekker glaasje champagne en gedurende de 2 uur durende rondleiding kregen we nog 3 rode wijnen te proeven die allemaal in een ander stadium van het rijpingsproces waren. Hier hebben we erg veel wijnkennis opgedaan, we zullen hieronder wat leuke feitjes met jullie delen.
Norton is opgericht door een Engelse ingenieur die voor zijn huwelijk met zijn Argentijnse vlam 100 hectare land kreeg in de omgeving van Mendoza. De meeste wijngaarden in Mendoza zijn echter allemaal opgericht door Italiaanse immigranten. Inmiddels is Norton eigendom van de familie Swarovsky (van de diamanten). Norton produceert zo’n 15.000.000 liter wijn per jaar, wat gelijk staat aan 20 miljoen flessen wijn. Ze bezitten 1200 hectare wijngaard, op 5 verschillende plekken (en hoogtes) zodat de oogsttijd verdeeld kan worden. Het oogsten wordt voornamelijk gedaan door 200 tijdelijke arbeiders uit noord Argentinië en Bolivia die tussen grofweg halverwege januari en mei naar de Mendoza regio verhuizen met hun gezinnen om in de wijngaarden te werken. Ze vullen kratten van 20 kilo met druiven (alles wordt hier met de hand geplukt) en krijgen ongeveer € 0,60 voor iedere krat die ze vullen (duurt 10 minuten om een krat te vullen). De kratten worden vervoerd naar de Norton fabriek, waar ze weer handmatig gesorteerd worden op kwaliteit. Vervolgens komen ze in een tank terecht waar een enorme ballon in zit, die de druiven tegen de rand aan kapot maakt zodat het sap er uit komt, zonder de zaadjes te beschadigen, die de smaak van de wijn zouden kunnen beïnvloeden. Voor rode wijn komt de dan nog troebele sap in een grote roestvrijstalen tank (rond de 20.000 liter), waarin het sap 5 dagen op 5 graden gekoeld wordt om het sap van het pulp te scheiden. Daarna komt het sap in grote roestvrijstalen fermentatie tanks, waarin het proces van de omvorming van suiker tot alcohol nauwkeurig gereguleerd kan worden. Daarna is het afhankelijk van de kwaliteit en het type van de wijn wat er gebeurd. De goedkope wijn gaat nu de fles is. Een andere optie is dat de wijn op houten vaten wordt gelegd (van 225 liter, naar Franse traditie). Alle houten vaten in de Argentijnse wijnindustrie komen uit de US (700 dollar per leeg vat) of Frankrijk (1000 euro per leeg vat). Omdat de kosten van vaten behoorlijk zijn experimenteert Norton ook met eikenhouten vaten uit China, maar deze halen voorlopig nog niet de gewenste kwaliteit. Het eikenhout uit de US heeft grotere poriën en wordt daardoor geassocieerd met zachtere smaken zoals vanille. Wijn uit de Franse vaten is wat pittiger. Norton gebruikt voor 95% Franse vaten. Vaten worden maar 3 keer gebruikt, en daarna verkocht of omgebouwd tot meubilair. Na een aantal maanden of zelf jaren in een vat (afhankelijk van het type wijn natuurlijk) wordt er weer een deel van de wijn verkocht, en gaat een deel de wijnkelder in. De wijnkelder van Norton kan 500.000 wijnen onderdak bieden. De oudste wijnen die hier liggen zijn uit 1944 en zijn niet te koop, enkel voor gebruik van de familie. De kurk is erg belangrijk in dit proces, omdat deze een deel van de smaak en hoeveel zuurstof er bij de wijn kan bepaald. Norton laat haar 3 wijnspecialisten ieder jaar 140 kurken testen, en de beste kurk bij iedere wijn selecteren. Alle kurken komen uit Spanje en Portugal, omdat daar weer de beste kurk groeit. Na deze laatste fase komen de beste wijnen op de markt, wat het laatste glas was dat wij mochten proeven. Het is veel moeite, maar je proeft het verschil zeker! Het specialisme van de wijnboeren in Mendoza ligt in de Malbec druiven, waar ze zo’n 20.000 hectare hebben. Dus mocht je straks in de winkel een Argentijnse wijn willen kopen: een Malbec rode wijn, die even op vat heeft gelegen :).
Na 3 heerlijke dagen in Mendoza was het tijd om weer terug te gaan naar het meest betaalbare land van onze reis: Bolivia. Via Salta, een leuk stadje waar we een middagje rond hebben gewandeld waren we 2 nachtbussen, 2 taxi’s en een Boliviaanse hobbelbus verder in Tupiza. Tupiza is een erg leuk klein dorpje op de altiplano (hoogvlakte) van Bolivia, en het kleine maar in onze ogen leukere broertje van Uyuni, de plekken waar je een tour over de beroemde zoutvlaktes van Bolivia kan starten. Zo gezegd, zo gedaan, een dag later zaten we samen met een Russin en een Saudi Arabier in de jeep bij onze in Queshua (taal van de Inka’s) kletsende chauffeur en kok (een heel lief lokaal vrouwtje die al snel tot surrogaat moeder benoemd werd). In 4 dagen hebben we bijna 1000 km afgelegd, ergens tussen de 3 en 5 km hoogte. Vooral Rio heeft dit goed gevoeld, voor het eerst een dag hoogte ziekte gehad wat voelde alsof je schedel in tweeën splijt; een ervaring rijker, maar hij had het graag willen missen.. Maar prachtige gekleurde meren met flamingo’s, enorme besneeuwde vulkaantoppen en vooral overweldigende vergezichten in het niets waren een fenomenale inleiding voor het toetje: Los Salares de Uyuni. Deze gigantische zoutvlakte, zo groot als een kwart van Nederland, is een prachtig decor voor de zonsondergang , zonsopgang en gekke foto’s gedurende de dag. Wij waren er in het regenseizoen wat er voor zorgde dat vrijwel de gehele vlakte onder water stond, wat zorgde voor prachtige weerspiegelingen, maar beperkingen in het rondrijden op de vlakte. Doordat de hele vlakte vlak en vrijwel egaal wit is, is de grote sport op de vlaktes het maken van gekke foto’s door te spelen met het perspectief. Aangezien de vlakte geheel onder water stond resulteerde dit bij ons in al onze kleren en spullen onder het zout door het rondspringen in extreem zout water, maar we hebben wel veel plezier gehad!
De tour eindigde in Uyuni, waar we een bus hebben gepakt naar Potosi, ’s werelds hoogst gelegen stad (4100 m). Zo’n 500 jaar geleden was dit een van de rijkste steden ter wereld en het centrum van het Spaanse koninkrijk in Zuid-Amerika. De stad is namelijk gebouwd aan de voet van de Cerro Rico (rijke top), een heilige berg vol zilver in de tijd van de Inka’s. Na de Spaanse verovering begon de exploitatie van deze schatrijke berg, die inmiddels 300 meter korter is door alle afgravingen. De mijnen van Potosi hebben een groot aandeel gehad in de rijkdom van het Spaanse koninkrijk en het Vaticaan, aangezien alle inkomsten tot aan de onafhankelijkheid van Bolivia naar de Spaanse kroon gingen. Enorme schepen vol schatkisten gevuld met zilveren munten werden richting Europa gestuurd, in 1628 nog een keer veroverd door de Nederlandse zeevaarder Piet Hein. Wij hebben in Potosi de mijnen bezocht en de Koninklijke munt, inmiddels een museum. De mijnen zijn berucht om hun verschrikkelijke arbeidsomstandigheden en kinderen die er moeten werken, en wij hebben dit met onze eigen ogen mogen zien (Devil’s miner is een film die hier over gaat). Wij zijn 2 uur in de mijn geweest, wat een groot en indrukwekkend avontuur was. Eerst gingen we naar de markt om geschenken voor de mijnwerkers te kopen. De mijnwerkers eten niet als ze werken, maar kauwen alleen op coca bladeren, wat de honger en vermoeidheid onderdrukt (en het is goed tegen hoogteziekte). Dit was al zo in de tijd van de Spanjaarden, en de mijnen waren dan ook de enige plek waar de kerk het gebruik van dit ‘duivelse blad’ gedoogde. Dus zakken cocabladeren zijn een belangrijke gift. Daarnaast maken alcohol, niet voor mietjes: 96%..., Sigaretten en soda het dieet compleet. In laarzen en een prachtige gele outfit met helm en mijnlamp konden we met ons proviand naar de mijn. Er werken zo’n 5000 tot 6000 mensen in de mijnen op dit moment. Deze werken bij 32 verschillende coöperatieven die allemaal een stukje van de mijn beheren. Wij zijn naar 1 van deze coöperatieven gegaan. Eerst hebben we een vrouw bezocht, die buiten de mijn werkt omdat vrouwen in de mijn ongeluk brengen (vrouwelijke toeristen zijn wel toegestaan). Deze vrouw, Santiago, werkte al 50 jaar iedere dag bij de mijn, waar ze mineralen sorteerde. Het enige wat een glimlach op haar gezicht kon toveren was het flesje alcohol (nog steeds die 96%) dat we haar gaven als dank voor haar tijd. Een uitzichtloze blik en een arm die op de automatische piloot door ging met graven ongeacht wat ze daarnaast deed maakten dit een erg droevige en indrukwekkende ontmoeting. Vervolgens gingen we de mijn in, wat niet zomaar kon, want op ieder moment kon er een karretje met 1000 kilo aan stenen over de rails die door de mijn loopt aankomen, en dan moet iedereen opzij springen. Drie mannen (2 duwen, 1 trekt) vervoeren de hele dag de mineralen uit de mijn en zijn niet van plan hun rijdende kar af te laten remmen voor een paar toeristen. Nadat we onze ontwijk manoeuvres onder de knie hadden in de krappe mijn gangen hebben we Tio bezocht. Letterlijk oom, is dit een verbastering van het Spaanse god in het Queshua. Tio is een beeld van een duivel, en was de representatie van de Spanjaarden, die zelf nooit in de mijn kwamen. Iedere vrijdag brengen de mijnwerkers offers (diezelfde als die wij gekocht hadden op de markt) aan Tio voor geluk en veilig werk. Dit is niet uit geloof, want het merendeel is Katholiek, maar meer uit traditie. Tio heeft een grote penis, omdat hij Pacha Mama (moeder aarde, de enige vrouw in de mijn) moet bevruchten met veel waardevolle aderen vol mineralen. Nadat wij Tio ook een peuk hadden gegeven en een slokje 96% hadden genomen voor een veilig bezoek aan de mijn, zijn we verder de mijn in gegaan. We kwamen langs een jongen, hoogstens 16 jaar, die 10 uur per dag in de mijn werkt. Hij vroeg ons om een zakje coca bladeren en we wisten niet hoe snel we het moesten geven. Verder in de mijn waren we nog ooggetuige van instortingen, maar wij bleven veilig dankzij onze offers aan Tio. Het zijn verschrikkelijke werkomstandigheden, vroeger voor een kleine 100 dollar per maand. Inmiddels krijgen ze bijna het dubbele en wordt het gezien als een goed betaalde baan. De keerzijde is echter dat je omringd bent met giftige gassen, asbest, en mijnen die regelmatig (gedeeltelijk) instorten. Het is dus zeker geen pretje om te werken in de mijnen, en wij begrepen de lege blikken en neiging naar alcohol en sigaretten snel.. De toekomst van de mijn is onzeker, het merendeel van het zilver is door de Spanjaarden meegenomen, inmiddels mijnen ze voornamelijk voor zink. Dit is ook nog eens van slechte kwaliteit wat er voor zorgt dat er inmiddels 60% minder mensen in de mijnen werken dan 6 jaar geleden. Potosi draait nog steeds om de mijnen, en veel mensen hebben geen werk of leven zonder, maar deze rijke berg heeft toch erg weinig goeds voor de lokale bevolking kunnen brengen..
Na deze indrukwekkende ervaring zijn wij via Sucre, een leuke stad waar we al eerder geweest waren, naar Santa Cruz vertrokken. Dit was een zeer avontuurlijke reis vol met Boliviaanse verassingen, maar we zijn er gekomen!
Inmiddels zijn we ons aan het voorbereiden op een maand werken in een dieren reservaat in de jungle van Bolivia, waar wij voor grote katten (puma’s, jaguars etc.) zullen gaan zorgen. Voor een idee van waar wij zitten: http://www.intiwarayassi.org/articles/volunteer_animal_refuge/ambue_ari
Er is geen elektriciteit, dus jullie zullen even niets van ons horen, maar zodra wij weer in de bewoonde wereld zijn zullen we onze avonturen weer delen!
Liefs Lob en Rio
Norton is opgericht door een Engelse ingenieur die voor zijn huwelijk met zijn Argentijnse vlam 100 hectare land kreeg in de omgeving van Mendoza. De meeste wijngaarden in Mendoza zijn echter allemaal opgericht door Italiaanse immigranten. Inmiddels is Norton eigendom van de familie Swarovsky (van de diamanten). Norton produceert zo’n 15.000.000 liter wijn per jaar, wat gelijk staat aan 20 miljoen flessen wijn. Ze bezitten 1200 hectare wijngaard, op 5 verschillende plekken (en hoogtes) zodat de oogsttijd verdeeld kan worden. Het oogsten wordt voornamelijk gedaan door 200 tijdelijke arbeiders uit noord Argentinië en Bolivia die tussen grofweg halverwege januari en mei naar de Mendoza regio verhuizen met hun gezinnen om in de wijngaarden te werken. Ze vullen kratten van 20 kilo met druiven (alles wordt hier met de hand geplukt) en krijgen ongeveer € 0,60 voor iedere krat die ze vullen (duurt 10 minuten om een krat te vullen). De kratten worden vervoerd naar de Norton fabriek, waar ze weer handmatig gesorteerd worden op kwaliteit. Vervolgens komen ze in een tank terecht waar een enorme ballon in zit, die de druiven tegen de rand aan kapot maakt zodat het sap er uit komt, zonder de zaadjes te beschadigen, die de smaak van de wijn zouden kunnen beïnvloeden. Voor rode wijn komt de dan nog troebele sap in een grote roestvrijstalen tank (rond de 20.000 liter), waarin het sap 5 dagen op 5 graden gekoeld wordt om het sap van het pulp te scheiden. Daarna komt het sap in grote roestvrijstalen fermentatie tanks, waarin het proces van de omvorming van suiker tot alcohol nauwkeurig gereguleerd kan worden. Daarna is het afhankelijk van de kwaliteit en het type van de wijn wat er gebeurd. De goedkope wijn gaat nu de fles is. Een andere optie is dat de wijn op houten vaten wordt gelegd (van 225 liter, naar Franse traditie). Alle houten vaten in de Argentijnse wijnindustrie komen uit de US (700 dollar per leeg vat) of Frankrijk (1000 euro per leeg vat). Omdat de kosten van vaten behoorlijk zijn experimenteert Norton ook met eikenhouten vaten uit China, maar deze halen voorlopig nog niet de gewenste kwaliteit. Het eikenhout uit de US heeft grotere poriën en wordt daardoor geassocieerd met zachtere smaken zoals vanille. Wijn uit de Franse vaten is wat pittiger. Norton gebruikt voor 95% Franse vaten. Vaten worden maar 3 keer gebruikt, en daarna verkocht of omgebouwd tot meubilair. Na een aantal maanden of zelf jaren in een vat (afhankelijk van het type wijn natuurlijk) wordt er weer een deel van de wijn verkocht, en gaat een deel de wijnkelder in. De wijnkelder van Norton kan 500.000 wijnen onderdak bieden. De oudste wijnen die hier liggen zijn uit 1944 en zijn niet te koop, enkel voor gebruik van de familie. De kurk is erg belangrijk in dit proces, omdat deze een deel van de smaak en hoeveel zuurstof er bij de wijn kan bepaald. Norton laat haar 3 wijnspecialisten ieder jaar 140 kurken testen, en de beste kurk bij iedere wijn selecteren. Alle kurken komen uit Spanje en Portugal, omdat daar weer de beste kurk groeit. Na deze laatste fase komen de beste wijnen op de markt, wat het laatste glas was dat wij mochten proeven. Het is veel moeite, maar je proeft het verschil zeker! Het specialisme van de wijnboeren in Mendoza ligt in de Malbec druiven, waar ze zo’n 20.000 hectare hebben. Dus mocht je straks in de winkel een Argentijnse wijn willen kopen: een Malbec rode wijn, die even op vat heeft gelegen :).
Na 3 heerlijke dagen in Mendoza was het tijd om weer terug te gaan naar het meest betaalbare land van onze reis: Bolivia. Via Salta, een leuk stadje waar we een middagje rond hebben gewandeld waren we 2 nachtbussen, 2 taxi’s en een Boliviaanse hobbelbus verder in Tupiza. Tupiza is een erg leuk klein dorpje op de altiplano (hoogvlakte) van Bolivia, en het kleine maar in onze ogen leukere broertje van Uyuni, de plekken waar je een tour over de beroemde zoutvlaktes van Bolivia kan starten. Zo gezegd, zo gedaan, een dag later zaten we samen met een Russin en een Saudi Arabier in de jeep bij onze in Queshua (taal van de Inka’s) kletsende chauffeur en kok (een heel lief lokaal vrouwtje die al snel tot surrogaat moeder benoemd werd). In 4 dagen hebben we bijna 1000 km afgelegd, ergens tussen de 3 en 5 km hoogte. Vooral Rio heeft dit goed gevoeld, voor het eerst een dag hoogte ziekte gehad wat voelde alsof je schedel in tweeën splijt; een ervaring rijker, maar hij had het graag willen missen.. Maar prachtige gekleurde meren met flamingo’s, enorme besneeuwde vulkaantoppen en vooral overweldigende vergezichten in het niets waren een fenomenale inleiding voor het toetje: Los Salares de Uyuni. Deze gigantische zoutvlakte, zo groot als een kwart van Nederland, is een prachtig decor voor de zonsondergang , zonsopgang en gekke foto’s gedurende de dag. Wij waren er in het regenseizoen wat er voor zorgde dat vrijwel de gehele vlakte onder water stond, wat zorgde voor prachtige weerspiegelingen, maar beperkingen in het rondrijden op de vlakte. Doordat de hele vlakte vlak en vrijwel egaal wit is, is de grote sport op de vlaktes het maken van gekke foto’s door te spelen met het perspectief. Aangezien de vlakte geheel onder water stond resulteerde dit bij ons in al onze kleren en spullen onder het zout door het rondspringen in extreem zout water, maar we hebben wel veel plezier gehad!
De tour eindigde in Uyuni, waar we een bus hebben gepakt naar Potosi, ’s werelds hoogst gelegen stad (4100 m). Zo’n 500 jaar geleden was dit een van de rijkste steden ter wereld en het centrum van het Spaanse koninkrijk in Zuid-Amerika. De stad is namelijk gebouwd aan de voet van de Cerro Rico (rijke top), een heilige berg vol zilver in de tijd van de Inka’s. Na de Spaanse verovering begon de exploitatie van deze schatrijke berg, die inmiddels 300 meter korter is door alle afgravingen. De mijnen van Potosi hebben een groot aandeel gehad in de rijkdom van het Spaanse koninkrijk en het Vaticaan, aangezien alle inkomsten tot aan de onafhankelijkheid van Bolivia naar de Spaanse kroon gingen. Enorme schepen vol schatkisten gevuld met zilveren munten werden richting Europa gestuurd, in 1628 nog een keer veroverd door de Nederlandse zeevaarder Piet Hein. Wij hebben in Potosi de mijnen bezocht en de Koninklijke munt, inmiddels een museum. De mijnen zijn berucht om hun verschrikkelijke arbeidsomstandigheden en kinderen die er moeten werken, en wij hebben dit met onze eigen ogen mogen zien (Devil’s miner is een film die hier over gaat). Wij zijn 2 uur in de mijn geweest, wat een groot en indrukwekkend avontuur was. Eerst gingen we naar de markt om geschenken voor de mijnwerkers te kopen. De mijnwerkers eten niet als ze werken, maar kauwen alleen op coca bladeren, wat de honger en vermoeidheid onderdrukt (en het is goed tegen hoogteziekte). Dit was al zo in de tijd van de Spanjaarden, en de mijnen waren dan ook de enige plek waar de kerk het gebruik van dit ‘duivelse blad’ gedoogde. Dus zakken cocabladeren zijn een belangrijke gift. Daarnaast maken alcohol, niet voor mietjes: 96%..., Sigaretten en soda het dieet compleet. In laarzen en een prachtige gele outfit met helm en mijnlamp konden we met ons proviand naar de mijn. Er werken zo’n 5000 tot 6000 mensen in de mijnen op dit moment. Deze werken bij 32 verschillende coöperatieven die allemaal een stukje van de mijn beheren. Wij zijn naar 1 van deze coöperatieven gegaan. Eerst hebben we een vrouw bezocht, die buiten de mijn werkt omdat vrouwen in de mijn ongeluk brengen (vrouwelijke toeristen zijn wel toegestaan). Deze vrouw, Santiago, werkte al 50 jaar iedere dag bij de mijn, waar ze mineralen sorteerde. Het enige wat een glimlach op haar gezicht kon toveren was het flesje alcohol (nog steeds die 96%) dat we haar gaven als dank voor haar tijd. Een uitzichtloze blik en een arm die op de automatische piloot door ging met graven ongeacht wat ze daarnaast deed maakten dit een erg droevige en indrukwekkende ontmoeting. Vervolgens gingen we de mijn in, wat niet zomaar kon, want op ieder moment kon er een karretje met 1000 kilo aan stenen over de rails die door de mijn loopt aankomen, en dan moet iedereen opzij springen. Drie mannen (2 duwen, 1 trekt) vervoeren de hele dag de mineralen uit de mijn en zijn niet van plan hun rijdende kar af te laten remmen voor een paar toeristen. Nadat we onze ontwijk manoeuvres onder de knie hadden in de krappe mijn gangen hebben we Tio bezocht. Letterlijk oom, is dit een verbastering van het Spaanse god in het Queshua. Tio is een beeld van een duivel, en was de representatie van de Spanjaarden, die zelf nooit in de mijn kwamen. Iedere vrijdag brengen de mijnwerkers offers (diezelfde als die wij gekocht hadden op de markt) aan Tio voor geluk en veilig werk. Dit is niet uit geloof, want het merendeel is Katholiek, maar meer uit traditie. Tio heeft een grote penis, omdat hij Pacha Mama (moeder aarde, de enige vrouw in de mijn) moet bevruchten met veel waardevolle aderen vol mineralen. Nadat wij Tio ook een peuk hadden gegeven en een slokje 96% hadden genomen voor een veilig bezoek aan de mijn, zijn we verder de mijn in gegaan. We kwamen langs een jongen, hoogstens 16 jaar, die 10 uur per dag in de mijn werkt. Hij vroeg ons om een zakje coca bladeren en we wisten niet hoe snel we het moesten geven. Verder in de mijn waren we nog ooggetuige van instortingen, maar wij bleven veilig dankzij onze offers aan Tio. Het zijn verschrikkelijke werkomstandigheden, vroeger voor een kleine 100 dollar per maand. Inmiddels krijgen ze bijna het dubbele en wordt het gezien als een goed betaalde baan. De keerzijde is echter dat je omringd bent met giftige gassen, asbest, en mijnen die regelmatig (gedeeltelijk) instorten. Het is dus zeker geen pretje om te werken in de mijnen, en wij begrepen de lege blikken en neiging naar alcohol en sigaretten snel.. De toekomst van de mijn is onzeker, het merendeel van het zilver is door de Spanjaarden meegenomen, inmiddels mijnen ze voornamelijk voor zink. Dit is ook nog eens van slechte kwaliteit wat er voor zorgt dat er inmiddels 60% minder mensen in de mijnen werken dan 6 jaar geleden. Potosi draait nog steeds om de mijnen, en veel mensen hebben geen werk of leven zonder, maar deze rijke berg heeft toch erg weinig goeds voor de lokale bevolking kunnen brengen..
Na deze indrukwekkende ervaring zijn wij via Sucre, een leuke stad waar we al eerder geweest waren, naar Santa Cruz vertrokken. Dit was een zeer avontuurlijke reis vol met Boliviaanse verassingen, maar we zijn er gekomen!
Inmiddels zijn we ons aan het voorbereiden op een maand werken in een dieren reservaat in de jungle van Bolivia, waar wij voor grote katten (puma’s, jaguars etc.) zullen gaan zorgen. Voor een idee van waar wij zitten: http://www.intiwarayassi.org/articles/volunteer_animal_refuge/ambue_ari
Er is geen elektriciteit, dus jullie zullen even niets van ons horen, maar zodra wij weer in de bewoonde wereld zijn zullen we onze avonturen weer delen!
Liefs Lob en Rio
-
29 Maart 2011 - 06:22
Maartje & Leon:
Wauw! Wat een verhaal over die mijnen zeg... Daar word je wel even stil van...
Het contrast lijkt me ook extra groot als je van te voren enorm geniet van je vrijheid op de zoutvlakte en daarna de beperkingen van het leven van anderen ziet... Maar goed, die verschillen zijn er altijd al geweest in de wereld.
Wij leven in ieder geval heel erg met jullie prachtige reis mee en wensen jullie een ontzettend vette tijd in de jungle! Ennuh... niet gaan katten tegen elkaar hè! ;-)
Enjoy!!!
xxx -
29 Maart 2011 - 19:07
Steer:
Verdorie, nog steeds jammer dat we elkaar mis gelopen zijn, maar lopen gewoon in elkaars sporen, wat ook wel grappig is, haha. Bedankt voor alle info over Norton. Wel gehoord, maar nooit alles precies opgeschreven ;-)!! Geniet!! -
29 Maart 2011 - 21:12
Wendela:
Hey Lob en Rio,
Wat een bijzondere ervaringen weer! Heel divers ook zo te horen... Van lekker wijntjes drinken tot zoutvlaktes tot een bezoek aan de mijnen waar mensen onder verschrikkelijke omstandigheden werken...bijzonder allemaal!
Veel plezier in de jungle, enjoy en ik kijk uit naar jullie volgende verhaal!
liefs,
Wendela
PS Malbec...ga k onthouden ;)! -
31 Maart 2011 - 21:03
Mark:
Ha Rio en Lob!
Wauw, hier kan ik nou echt jaloers op worden... Lekker naar een wijnstreek toegaan, vanalles leren over een superinteressant onderwerp en ondertussen lekker wijn proeven onder de Zuid-Amerikaanse zon. Gelukkig kan ik dat hier ook, maar dan met een Europese zon... Moet er alleen nog van komen :)
x
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley